een verdwaald ontwaken
van een rood diertje
in een dauwdruppel

een kleine eenheid
zonder mond
oren of ogen

maar beschenen
door de zon

niets buiten
deze rode wereld
die groter wordt
alsmaar groter

als een geblazen zeepbel
die groeit, in plaats van
uit elkaar te spatten
is deze droom
die weigert
met de nacht
te verdwijnen.

verandering

het gebaar waarmee ze de dader aanwijst
is anders dan dat waarmee ze een vrucht
van de schaal nam

de stem waarmee ze de telefoon vertelt
wat hij heeft gedaan
is een andere stem dan die
waarmee ze zich voorstelde

ze noemt hun samen niet meer 'wij'
waren ze maar gemerkt
zegt ze tegen witte gaatjes
dan konden ze zich niet vermommen
als mijn vrienden

en ze rilt: stel je voor
dat ik er door een toeval
nooit achter was gekomen.