de roodste neus

het was winter, in het huis in Bergen
dat mijn tweede huid is, waren
voor mij bekende mensen
op bezoek gekomen, we

gingen iets doen dat we in de stad
nooit doen, we gingen lopen, ver
lopen en nog nooit waren we zo lang
samen geweest maar toen in een duinpan

begonnen zij ineens heel anders te praten
een gezinsonderonsje over wie
de roodste neus heeft dat was ik ik wist
het zeker maar mijn mond kon het niet zeggen

bijna niet meer

er is een stem
in een bed
van een man

maar de stem
is te zacht geworden

het bed past haar niet meer
noch de jas met het tijgermotief

de jas herinnert aan een grap
het bed aan kussen en
het is de man die herinnert

zich

herinnert en een breedbeeld
bevestigt de herinnering
in vormen en kleuren

heide, wat was zij mooi
paarsnaakt, o, wat snel
ging het voorbij allemaal

er is de stem
in het bed
kom in mij, kom in mij

dan zal het niet meer zijn
alsof je mij alleen
maar verzint